Maatschappelijk verantwoord ondernemen: termen en begrippen

Maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat vaak gepaard met jargon. Wat betekenen die termen precies, en heeft u er als kerkbeheerder iets aan?

Accountability: verwijst zowel naar ‘verantwoording nemen’ als naar ‘verantwoording afleggen’. Sleutelbegrip: transparantie.

Best practice: een aanpak die de gewenste resultaten oplevert en aantoonbaar beter is dan andere aanpakken.
Benchmarking: bepalen van ijkpunten om verschillende aanpakken te kunnen vergelijken.

Biologisch (Engels: organic): voedsel geproduceerd volgens biologische landbouwmethoden. Daarmee wil men nadelige effecten op het milieu verminderen en rekening houden met dierenwelzijn.
Biologisch-dynamisch: producten uit de biologisch-dynamische landbouw. Deze is gebaseerd op de antroposofie, ontwikkeld door Rudolf Steiner.

Blockchain: digitaal grootboek. Alle partijen uit een samenwerkingsverband of productieproces noteren hierin hoeveel geld is ontvangen en uitgegeven, zodat de geldstroom voor iedereen transparant is.

Circulair systeem: gesloten kringloopsysteem. De bekende kijk op productie is lineair: grondstofwinning – productie – distributie – gebruik – afval. Ofwel: ‘van wieg tot graf’. Het denken over recyclen volgde die lijn: hoe kan elke fase beter? Met de circulaire kijk is het streven om geen grondstoffen en energiebronnen uit te putten, en om al het ‘afval’ opnieuw te gebruiken, opdat een kringloopsysteem ontstaat. Ofwel: ‘van wieg tot wieg’ (‘cradle to cradle’).

Corporate Social Responsibility: maatschappelijk verantwoord ondernemen in het bedrijfsleven. Vroeger vanuit eigen initiatief, tegenwoordig ook vanuit bindende afspraken en wetgeving, en/of vanuit PR/marketing.

Cradle to cradle: ‘van wieg tot wieg’. Titel van een boek van W. McDonough en M. Braungart over gesloten kringsloopsystemen. Zie circulair systeem. 

Diversiteit: de verscheidenheid aan (groepen) mensen. Bijv w.b. nationaliteit, sekse, religie, fysieke/mentale beperkingen…
Discriminatie: onderscheid maken tussen (groepen) mensen op grond van criteria die voor de situatie niet relevant zijn, waardoor mensen ten onrechte worden achtergesteld. Of, bij positieve discriminatie, juist worden voorgetrokken.
Inclusie: bewuste en onbewuste discriminatie in en door de organisatie tegengaan. Het betreft alle aspecten van de organisatie: personeelsbestand, dienstverlening, communicatie-uitingen, etc

Due diligence: ‘gepaste zorgvuldigheid’. In het bedrijfsleven verwijst het naar een grondig onderzoek bij overnamen of fusies; in duurzaamheidskringen naar ketenverantwoordelijkheid.

Duurzame ontwikkeling: toekomstbestendige groei. Voorzien in de basisbehoeften van alle mensen, zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen.
Duurzaamheid: toekomstbestendigheid. Daartoe dient er balans te zijn tussen de economische welvaart en de zorg voor mens en milieu. In Nederland verwijst duurzaamheid vaak naar: energiebesparing en/of gebruik maken van duurzame energiebronnen.
Verduurzaming: verbeteren van de energieprestatie, en het verminderen van de CO2-uitstoot.

Fair trade, eerlijke handel: eerlijke prijzen voor boeren en producenten, met name in ontwikkelingslanden. Een vaste prijs kan helpen voorkomen dat hun inkomsten sterk wisselen door de internationale markt. Het verkleint ook de kans op uitbuiting.

Footprint, voetafdruk: een maat om de invloed van de mens op het milieu te meten. De consumptie van een individu of van een bepaalde groep mensen wordt afgezet tegen de ecologische draagkracht van een bepaald gebied. De berekeningen zijn ingewikkeld en omstreden.

Greenwashing: de organisatie doet zich milieuvriendelijker voor dan ze is, als marketingstrategie. In variatie daarop:
Pinkwashing

PME – Project Monitoring and Evaluation: bij projecten die een verandering beogen, is het gebruikelijk om de voortgang van het project te volgen (monitoren) en de resultaten te evalueren. Maar wat zijn ‘resultaten’? En zijn resultaten hetzelfde als ‘effecten’? De indeling van de internationale Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) geldt als standaard. Het is meestal niet nodig om alles gedetailleerd onder de noemers te plaatsen. Wel kan het inzichtelijk maken wat uw project zoal heeft opgeleverd:
Input: de grondstoffen en hulpmiddelen die worden ingezet. Bijv: menskracht, geld.
Activiteiten: het inzetten van de grondstoffen en hulpmiddelen. Bijv: marketing, kaartverkoop.
Output: de meetbare resultaten die daarmee zijn bereikt. Bijv: 3 concertseries, 600 bezoekers, de financiële winst.
Outcome: de voor- en nadelen voor de betrokkenen. Bijv:  ervaring opgedaan met online adverteren, nieuwe publieksgroepen bereikt
Impact: algemene gevolgen op de lange termijn. Bijv: kerkgebouwen raken bekend als concertlocatie.

Ketens: alle schakels in uw bedrijfsvoering. D.w.z: alle opeenvolgende activiteiten die nodig zijn om uw producten of diensten te kunnen bieden; plus de partijen die daarbij een rol spelen, zoals toeleveranciers, afnemers, marketingbureau’s, afvalverwerkingsbedrijven.
Integraal ketenbeheer, supply chain management: 
door de verschillende werkprocessen en de samenwerking met de partijen te verbeteren, maakt u uw bedrijfsvoering efficiënter en duurzamer. Bijv: door betere afstemming hoeft u minder in te kopen, en is er dus ook minder afval.
Ketenverantwoordelijkheid: in kaart brengen welke invloed uw organisatie heeft op mens en milieu. U brengt daarvoor de hele keten in kaart. Leidt uw bedrijfsvoering ergens in die keten tot nadelige gevolgen? Dan geeft u aan hoe u die wilt gaan herstellen, beperken en voorkomen. Ketenverantwoordelijkheid afleggen wordt vooral gebruikt bij internationale relaties.

Mensenrechten: basisrechten die voor álle mensen gelden. Vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties (1948). Voor maatschappelijk achtergestelde groepen zijn later aanvullende verdragen gekomen, zoals voor vrouwen, kinderen, mensen met een beperking, en vluchtelingen. Het naleven van de verdragen geldt niet alleen voor staten en overheden, maar ook voor organisaties, bedrijven en personen.

‘People, planet, profit’: Motto voor duurzame ontwikkeling. Streven naar de balans tussen de (financiële) belangen van uw eigen organisatie (profit), de belangen van uw medemens binnen en buiten uw organisatie (people), en de zorg voor natuur en milieu (planet).

Publiek-private partnerschappen: gelijkwaardige samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en bedrijven.

Recyclen: opnieuw gebruiken van grondstoffen en materialen.
Downcyclen: grondstoffen uit afval gebruiken voor eenzelfde product, waarbij de kwaliteit achteruit gaat (bijv: oud papier gebruiken voor nieuw papier).
Upcyclen: grondstoffen uit afval omzetten in nieuwe producten, en daarbij waarde toevoegen (bijv: met oud papier design lampen maken).
Refurbish: oude producten opknappen met nieuwe materialen, zodat ze weer zo goed als nieuw zijn (bijv: een mobiele telefoon gebruiksklaar maken voor de volgende koper)
Re-purpose: oude producten opknappen en een nieuwe bestemming geven (bijv: een verwaarloosde groenstrook herbestemmen tot wijktuin)
Re-use: hetzelfde product wordt opnieuw gebruikt door een nieuwe eigenaar (tweedehands)

Social enterprise, maatschappelijke onderneming: bedrijf opgericht met als doel een bijdrage te leveren aan de zorg voor mens en milieu.

Stakeholders: mensen, groepen of organisaties met een bepaald belang in een kwestie. Als globaal onderscheid:

  • Overheid en overheidsorganisaties op verschillende niveaus
  • Bedrijven, branche-organisaties
  • Werkgevers- en werknemersorganisaties, vakbonden
  • Organisaties voor consumentenbelangen
  • Maatschappelijke organisaties; ngo’s (niet-gouvernementele organisaties)

Sustainable Development Goals, Duurzame Ontwikkelingsdoelen, Global Goals: programma van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling (2015-2030). Opvolger van de Millenniumdoelen (2000-2015). Ondertekend door Nederland.

Theory of change: een organisatie die intern of extern een sociale verandering tot stand wil brengen, beschrijft met een ’theory of change’ gedetailleerd waarom en hoe ze dat wil gaan doen.

Think global, act local: in het internationale bedrijfsleven verwijst het naar het aanpassen van het product aan de plaatselijke smaak en omstandigheden. Bijv: Coca Cola heeft voor verschillende landen een verschillend recept. Bij duurzaamheidsthema’s gaat het over de eigen verantwoordelijkheid voor mondiale vraagstukken: wat wij hier doen, heeft gevolgen elders op de wereld, en andersom.

Transparantie: openheid over besluiten en activiteiten die van invloed zijn op de maatschappij, de economie en het milieu; en bereidheid deze duidelijk, nauwkeurig, tijdig, eerlijk en volledig kenbaar te maken aan betrokken stakeholders.

Trias energetica: drie treden voor energiebesparing: (1) beperk energiegebruik, (2) maak maximaal gebruik van duurzame energie, (3) toch niet-duurzame energie nodig, doe dat dan zo efficiënt mogelijk.

 

Laatste check van deze pagina: 1 juli 2022